zondag 6 november 2011

In staat van verwarring.

Ik denk dat taal een van de weinige magische krachten is die een mens beheerst. Een taal is zo simpel en tegelijkertijd zo ingewikkeld. Je begint met een a, een g, een v of een q, en dan rijg je ze aan elkaar totdat er iets ontstaat dat zowel bevredigd als doet verlangen naar meer. Een taal wekt je emoties op, een taal geeft je kennis. Een taal veranderd je gedachten en een taal verbindt ons mensen met elkaar. Een nauwe band waar geen enkel ander dier tussen kan komen.
Het is de taal die mensen kan aanzetten tot haat. Het is de taal die mij ’s nachts vaak tot diep weet te roeren. Het zijn niet alleen mijn woorden, maar ook die van jou, die mij deden beseffen dat je niet alleen iets kunt scheppen met alleen woorden, maar dat je er ook iets mee kapot kunt maken.
Oke heel eerlijk nu, dit is niet iets wat ik normaal zeg. Dit is iets wat mensen zeggen als ze vijftig jaar geleden zouden leven en schrijver zouden zijn. Claus zou dit zeggen. Borderwijk. Elsschot. Niet ik. Toch heb ik op dit moment de behoefte om woorden in mijn mond te nemen die ik anders aan me voorbij zou laten gaan.
Zie je, daar doe ik het weer.
Het is moeilijk om je eigen gedachten op papier te zetten en niet sentimenteel te worden. Korte zinnen. Eitje van een cent. Stukje cake. Geen kunst. (Giphart. Kan het niet laten!).
Het is moeilijk om kwaad te zijn zonder beledigende superlatieven te gebruiken. (als in: zij is echt de goorste slet van de wereld en de lelijkste en de kwaadaardigste en ik wil haar NOOIT MEER SPREKEN.)
Het enige geruststellende aan taal is dat je in ieder geval zeker weet dat elk woord dat je opschrijft al een keer eerder is opgeschreven. Zelfs met al die miljoenen combinaties die je zou kunnen maken met het alfabet als je elke letter alleen al maar één keer gebruikt, dan nog kun je er gewoon vanuit gaan dat ieder woord als eens geschreven is. En dat is toch een hele opluchting.
En dan zullen we er maar gelijk vanuit gaan dat elke emotie al een keer gevoeld is. Taal is nou eenmaal een soort van emotie-activator. Nietwaar? Komt dat even goed uit. Dan hoef ik me in ieder geval niet te schamen voor het feit dat ik sentimentele dingen schrijf als ik wil doen alsof ik volwassen ben. Al ben ik er zeker van dat iemand zich al eens heeft geschaamd voor deze reden.
You’ll never walk alone…
Taal verbind mensen met elkaar. Dat hele gezeur over non-verbale communicatie kunnen we alleen benoemen omdat we woorden hebben waarmee we het uit kunnen leggen. Je moet eens naar iemand kijken die doof, blind en stom is. En die maar eens proberen uit te leggen wat non-verbale communicatie nou wel helemaal niet inhoudt! Je zou hem nog niet eens uit kunnen leggen wat een paddenstoel is. Alsof het hem ook maar iets zou kunnen schelen.
En herinneringen. Zou ik me, zonder het vermogen om mij in een taal uit te drukken, ook dingen kunnen herinneren? Ik zou beelden kunnen hebben. Ik zou ze alleen met niemand kunnen delen. Ik zou ze waarschijnlijk zelf niet eens begrijpen. Ik zou er waarschijnlijk ook niets om geven. Elke jongen die me liet zitten, elke ruzie met elke vriendin en elk gênant moment zou er niets meer toe doen. Wat kan het iemand schelen als er toiletpapier aan je schoen hangt als hij niemand heeft waarmee hij je erom uit kan lachen? Natuurlijk zou men het zien, maar men zou niet eens in staat zijn te beseffen dat het niet zo hoorde.
Als ik in zo’n situatie zou zitten, en ik bedoel dan de situatie waarin ik zie dat iemand toiletpapier aan zijn schoen zou hebben hangen, dan zou ik waarschijnlijk alleen weten dat ik toiletpapier gebruik om mijn kont mee af te vegen na het ontlasten. Maar ik zou niet weten of hij het misschien zou gebruiken om aan zijn schoen te hangen. Ik heb hem immers nooit verteld dat ik er mijn bips mee schoon maak. Misschien dat ik er een voorbeeld van zou nemen, en in het vervolg zou ik mijn toiletpapier aan mijn schoenen hangen. Binnen de kortste keren zou iedereen dan denken dat het normaal was. Mensen doen elkaar altijd maar na. We zouden kunnen vergeten dat we toiletpapier vroeger ergens anders voor gebruikten. Op een gegeven moment zouden we elkaar begrijpen met het toiletpapier. Misschien zouden we zelfs een bepaalde klank gebruiken om nieuwkomers te laten weten dat men toiletpapier moest gebruiken om je schoen mee te decoreren.
Waarmee we dus een taal doen laten ontstaan. Conclusie 1) Alle non-verbale communicatie leidt tot verbale communicatie (bedoelde hij nou echt wat hij over scheen te brengen? Laat ik er voor de zekerheid maar naar vragen!) Conclusie 2) Mensen kunnen hoe dan ook niet zonder taal. We smullen ervan. We verzwelgen erin (Reve). Mooie zinnen laten ons huilen. We worden verliefd op geschreven personages. We vallen voor mannen met praatjes. Wat we ook proberen, we komen altijd weer bij de taal uit.
En als ik nu mijn mond zou houden? Als ik nooit meer één woord zou zeggen? Dat zou even erg zijn als taal. Ik zou dan namelijk mij afzetten. Totaal het tegenovergestelde. Ik zou zonder iets te zeggen vertellen dat ik er niet meer aan mee deed. Ik zou praten met mijn mond dicht. Heel simpel en beknopt, alleen in staat tot het uitbrengen van één woord: stilte.